Samenwerking voor een biodiverse Bollenstreek
11 november 2025
11 november 2025
Maandag 10 november verdedigde Living Lab B7-onderzoeker Susan de Koning haar proefschrift over de rol van landschapsgerichte partnerschappen in het herstel van biodiversiteit. Voor dit onderzoek heeft ze 4,5 jaar in de Bollenstreek onderzocht hoe telers, overheden en natuurbeschermers samen proberen om de teelt te verduurzamen en de biodiversiteit te verbeteren. Haar belangrijkste conclusie? Lokale samenwerking kan impact hebben, maar voor echte verandering moeten we ook op nationaal niveau aan de slag.
Als sociaalwetenschappelijk onderzoeker met een achtergrond in de ecologie startte Susan in maart 2021 binnen Living Lab B7. Hier wilde zij onderzoeken wat de rol van lokale samenwerking voor het herstel van biodiversiteit in het landelijk gebied kan zijn. De Bollenstreek was op dat gebied nog onontgonnen terrein. Als het gaat om biodiversiteit en landbouw wordt er veel onderzoek gedaan naar melkveehouderij, maar akkerbouw in het algemeen, en bollenteelt in het bijzonder, worden zelden onderzocht.
Een van de eerste dingen die opviel was het uitgesproken verhaal dat veel stakeholders deelden over het landschap. De geschiedenis van de bollenstad, wat destijds leidde tot het pact van Teylingen, speelt nog steeds een grote rol in het gebied. Niet alleen telers, maar ook andere stakeholders zijn nog steeds bang dat de Bollenstreek vanuit de provincie zal worden aangewezen als woningbouwlocatie, en daarmee het open landschap verloren zal gaan. Het behouden van de bollenteelt wordt daarom ook door natuurbeschermers gezien als een belangrijke manier om het open landschap te beschermen.
Tegelijkertijd staat de bollensector onder druk. In de maatschappij is er steeds meer aandacht voor gezondheid, en het hoge gebruik van pesticiden in de bollenteelt wordt gezien als een mogelijk risico voor de volksgezondheid. Daarnaast zijn er vragen over de impact op natuur, alle ‘bollenvogels’ ten spijt. Ondernemers in de Bollenstreek voelen deze druk, en in plaats van te wachten op de gevolgen hiervan, nemen sommigen het voortouw om op lokaal niveau samen te zoeken naar oplossingen.
Voorbeelden hiervan zijn de regiocertificering en het demoveld. Binnen de regiocertificering wordt het gebruik van meststoffen en pesticiden ‘gebenchmarked’ en wisselen telers ervaringen uit. Doel is om de negatieve impact van de bollenteelt op het milieu te verlagen en zo de doelen van de Kaderrichtlijn Water te behalen. Op het demoveld werken de bollenjongens, een groep jonge telers uit de streek, samen met Living Lab B7, de Greenport Duin- en Bollenstreek en Agrifirm-GMN aan experimenten met natuurinclusieve en extensieve bollenteelt. Naast deze initiatieven die gericht zijn op de teelt, richt de agrarische natuur- en landschapsvereniging Geestgrond zich in samenwerking met telers op het herstellen van landschapselementen in de streek, bijvoorbeeld ten behoeve van de patrijs.
Het onderzoek naar deze partnerschappen laat zien dat op lokaal niveau concrete resultaten voor biodiversiteit geboekt kunnen worden. Zo heeft het ‘patrijzenproject’ van Geestgrond geleid tot meer heggen en hagen in de streek, en wordt er op het demoveld concreet geëxperimenteerd met ingrepen die de teelt kunnen verduurzamen. Een vergelijking tussen het gebruik van stro of houtvezel als afdeklaag, leidde bijvoorbeeld tot het inzicht dat bij het gebruik van houtvezel minder bodemgebonden insecten voorkwamen. Dit zou een reden kunnen zijn om vanuit biodiversiteitsperspectief het gebruik van houtvezel af te raden.
Ondanks deze mooie resultaten lopen de partnerschappen ook tegen beperkingen aan. Zo is er beperkt budget voor natuurmaatregelen, waardoor niet op elk bedrijf hieraan gewerkt kan worden, en passen veel maatregelen niet binnen de context van het bollenbedrijf. Daarnaast ligt de focus vaak meer op andere milieudoelen, zoals waterkwaliteit, waardoor biodiversiteit als doel soms ondergesneeuwd raakt. Ook ontbreekt er binnen sommige partnerschappen de intrinsieke motivatie om iets voor biodiversiteit te betekenen.
Om naar een biodiversere Bollenstreek en bollenteelt te bewegen, is er een duidelijke visie op de bollenteelt vanuit de overheid en samenleving nodig. Willen we bijvoorbeeld naar een meer natuurinclusieve teelt, met daarbij de bijbehorende extensivering en een verschuiving van internationale naar lokale markten, of gaan we vol inzetten op technologische ontwikkelen om emissies tegen te gaan en onze export te behouden? Deze laatste strategie zou, ondanks de positieve impact op het milieu, een negatieve impact kunnen hebben op de biodiversiteit, bijvoorbeeld wanneer ziekzoekrobots of andere vormen van robotisering de nesten van bollenvogels verstoren.
Naast visie is ook continuïteit van belang. Het Nationaal Programma Landelijk Gebied leek een uitstekende kans voor partnerschappen in de streek om samen met de provincie aan de slag te gaan met natuur, water én klimaat, maar vanuit het kabinet Schoof werd hier al snel een streep door gezet. Om niet alleen de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen, maar ook om op een integrale manier aan de verschillende duurzaamheidsuitdagingen van deze tijd te werken, is er langdurig beleid nodig wat boeren en natuurbeschermers in staat stelt om het landelijk gebied te verduurzamen.
Samenwerken op streekniveau kan daarbij een mooie rol spelen. Maar het is ook noodzakelijk om buiten de grenzen van de Bollenstreek te kijken. Samen betekent niet alleen maar met onze buren, maar ook met concurrenten in andere streken, burgers die zorgen hebben over hun gezondheid en natuurbeschermers die zich met passie inzetten voor het behouden van de natuur. Al deze perspectieven kunnen samen bijdragen aan een betere biodiversiteit in de Bollenstreek.
Wil je meer lezen over dit onderzoek? Klik hier voor de Engelse en Nederlandse samenvatting en hier voor het gehele proefschrift.