Verbinden en vergroenen in de Bollenstreek



28 november 2024

Hoe staat de natuur in de Bollenstreek ervoor? Wat kunnen we doen voor meer biodiversiteit? En wat is daarvoor nodig? Uitdagende vragen voor het grote gezelschap dat bij elkaar was in Landgoed Tespelduyn voor de Kennisochtend Biodiversiteit in de Bollenstreek, donderdag 21 november. Organisatoren Agrarische Natuur- en Landschapsvereniging (ANLV) Geestgrond, Living Lab B7 en Nationaal Park Hollandse Duinen willen in hun streven naar meer vergroening de overheden meenemen. Want juist gemeenten, provincies en waterschappen kunnen zorgen voor eenduidige regelgeving en op elkaar afgestemd beleid.

Lichtpuntjes

Wie woont in de Bollenstreek (en daarbuiten), weet dat het imago van de bollenteelt nog steeds niet bepaald ‘groen’ is. Ondanks het feit dat hier het aantal soorten planten en dieren, net als in de rest van de wereld, al tientallen jaren achteruitgaat, zijn er ook lichtpuntjes. Dit stelde Liesbeth Bakker, hoogleraar Rewilding bij Wageningen University & Research. “Op de landelijke kaart springt de Bollenstreek eruit als het gaat om de dichtheid van veldleeuweriken en patrijzen,” liet ze zien. Ook ‘bollenvogel’ de gele kwikstaart doet het hier opvallend goed. Hoe komt dat?

Gele kwikstaart

Op die gele kwikstaart focust Hugo Langezaal van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) zijn promotieonderzoek. Hij maakt deel uit van het consortium Living Lab B7, waarin kennisinstellingen samenwerken met boeren, bewoners, bezoekers en beleidsmakers aan een betere biodiversiteit in de Bollenstreek (tel de 7 B’s). Hiermee samenwerkende bollenkwekers zijn bezig met duurzame en natuurinclusieve teelt.

Hoe komt het dat deze ‘bollenvogel’ het zo goed doet in de bollenvelden? Wat eet dit vogeltje en waar haalt het zijn voedsel vandaan? Met camera’s bekeek Langezaal wat jongen in het nest aan voedsel kregen. Daarnaast onderzocht hij hun poep. Zo kwam hij erachter dat ze een mix aan nachtvlinders, kevers, hommels en poppen van mieren eten. En die vindt hij allemaal vlak bij het nest, in de velden en in de slootkanten. Watergangen, waarmee de hele streek is dooraderd, blijken dus een belangrijke voedselbron te zijn. “Je kunt dan ook makkelijk maatregelen nemen die goed zijn voor de biodiversiteit, zonder dat ze nadelige gevolgen hebben voor de bollenteelt,” concludeerde Langezaal. Geef bijvoorbeeld slootjes meer flauwe oevers, en maak ze in fases schoon.

Mozaïeklandschap

“Het is hoopgevend dat biodiversiteit kan samengaan met intensief landgebruik,” zei hoogleraar Bakker, “maar er kan meer. Zie dit gevarieerde landschap, met duinen, grasland, bollenland en bebouwing, als een geheel. Kijk naar wat er wel kan,” was haar boodschap.

Van bovenaf ziet de bollenstreek er inderdaad uit als een mozaïeklandschap. Als je er door een groene bril naar kijkt, zoals Paul Venderbosch en Anja van Servellen van ANLV Geestgrond letterlijk deden, dan kun je tien verschillende leefgebieden herkennen. Zo bleek de streek verrassend genoeg rotslandschap rijk te zijn, namelijk rondom grote bollenloodsen. Zij hielden een pleidooi voor meer ‘alpenweitjes’ tussen die ‘rotsblokken’ van bebouwing. “Maak bij vergunningverlening afspraken over vergroening. En zorg voor goede voorlichting aan bollentelers die bang zijn dat insecten ziektes in de bollen zullen veroorzaken.”

Stoppelvelden hebben weer kenmerken van een steppe, waar de veldleeuwerik en de patrijs van houden. In heggen en hagen vinden ze voedsel en beschutting, maar daar zijn er veel te weinig van. Aanplanten dus, zou je zeggen. Maar in gemeentes gelden verschillende regels voor de vergunningsaanvraag. De Provincie Noord-Holland riep op die obstakels weg te nemen.

Living Lab B7 deelde de aanwezigen een inspiratieposter uit met daarop in totaal veertien maatregelen op die bollentelers kunnen nemen voor meer biodiversiteit, in hun perceel, in de bodem en op hun erf. Die ingrepen kunnen ook voordeel opleveren voor de teelt. Als ze bijvoorbeeld groenbemester gebruiken als isolatie in de winter, komt dat de bodem en de vruchtbaarheid ten goede. Daar gedijen de bollen weer op. Het eerste exemplaar werd overhandigd door Cassandra van Altena van Living Lab B7 aan Hester Maij, voorzitter van de KAVB.

Financieren en verbinden

Wat kunnen nu de bestuurders en beleidsmakers in de zaal doen? Financiën verstrekken is een mogelijkheid. Daarvoor is bijvoorbeeld landelijk de subsidieregeling Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) beschikbaar. Bovendien meldde de Greenport Ontwikkelingsmaatscdhappij zich in niet mis te verstane bewoordingen: “Ik zit op een flinke zak geld. Die wil ik investeren in structuurverbetering van het buitengebied, in fysieke verbindingen.” Daarbij is de medewerking van grondeigenaren cruciaal.

Verbinden, dat was een tweede opgave voor de overheden en de aanwezigen. Bijvoorbeeld door op regionaal en landelijk niveau biotopen aan elkaar te verbinden via een netwerk van bermen, water en heggen. En door meer eenheid en eenvoud aan te brengen in vergunningverlening. Overheden kunnen ook ondernemers stimuleren en faciliteren om te innoveren en te experimenteren met nieuwe methodes. “Een onderneming kan veel doen op eigen erf”, zei Bakker, “bijvoorbeeld gastheer Landgoed Tespelduyn dat meerdere duurzaamheidscertificaten heeft, omdat ze dat belangrijk vinden.” Georgette Leltz, directeur van Nationaal Park Hollandse Duinen, pleitte voor goede verbindingen tussen land en water, maar ook tussen mensen en organisaties. Daar sloot het advies van Bakker goed bij aan: “Pak het stapsgewijs aan en kijk naar wat er wel kan. Iedereen kan meedoen.”