Consument wil duurzame bloembol, maar wel van goede kwaliteit
21 december 2022
Het merendeel van de consumenten van bloembollen zegt geïnteresseerd te zijn in duurzaam geteelde bloembollen, en wil daar ook meer voor betalen. Maar als gekozen moet worden tussen kwaliteit en duurzaamheid, kiest de consument toch voor kwaliteit. Dat blijkt uit een enquête onder 174 consumenten, uitgevoerd door studenten van de HAS Green Academy voor Living Lab B7.
Consumenten letten steeds meer op duurzaamheid. Studenten van de HAS Green Academy onderzochten onder welke voorwaarden er een markt is voor duurzaam geteelde bloembollen in de Duin- en Bollenstreek. Daartoe hebben zij een enquête opgesteld die in mei door 174 consumenten van bloembollen is ingevuld. Ruim twee derde van de consumenten geeft aan interesse te hebben in duurzame bloembollen, en is bereid daar meer voor te betalen. Onder duurzaamheid verstaan de respondenten een gezond bodemleven en minder gewasbeschermingsmiddelen. Duurzaamheid is echter geen aankoopfactor van belang. Als de keuze gemaakt moet worden tussen duurzaamheid en kwaliteit, geeft 70% aan kwaliteit belangrijker te vinden dan duurzaamheid bij de aankoop van bloembollen.
Bloemenbureau Holland (BBH) heeft in augustus een consumentenonderzoek uit laten voeren, waarvan de resultaten aansluiten bij dit rapport: 90% van de respondenten gaf aan dat ze meer willen betalen voor duurzamere producten, maar eenmaal in de winkel koopt slechts 40% daadwerkelijk een duurzaam product. Intentie en gedrag van de consument komen dus niet overeen.
Uit de enquête van de HAS Green Academy blijkt verder dat een minderheid (34%) van de consumenten let op duurzaamheidscertficaten bij de aanschaf van bloembollen. Communicatie over duurzaamheid zal de sector dus via andere wegen moeten bewerkstelligen. In lijn hiermee is de ‘imago-campagne’ voor de bloemensector van BBH, waarin duurzaamheid een belangrijk thema is.
De markt en overheid leggen duurzaamheidseisen op aan de bollensector met betrekking tot het verminderen van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. Telers geven echter aan dat de biologische gewasbeschermingsmiddelen die nu beschikbaar zijn, niet de gewenste kwaliteit opleveren. Bovendien stelt de internationale markt strenge fytosanitaire kwaliteitseisen, met name in Azië, waar met enkel gebruik van de ‘groene middelen’ niet aan voldaan kan worden.
Wil de maatschappij duurzame bollen, dan zullen aanpassingen nodig zijn bij teler, retail en consument. Voor de teler dienen biologische middelen gevonden en vervolgens toegepast te worden die niet leiden tot (veel) kwaliteitsverlies. De tijdsdruk is hiervoor groot: in 2030 wil Nederland een halvering van het gewasbeschermingsmiddelengebruik. De retail kan ervoor kiezen alleen nog duurzaam geteelde bollen in de verkoop te doen: de vraag vanuit de consument en bereidheid om meer te betalen voor een duurzame bol is aanwezig, wat de afzet garandeert. Bij de consument tot slot zal een cultuuromslag nodig zijn om enig kwaliteitsverlies van een duurzaam geteelde bol (bijvoorbeeld in uiterlijk) te accepteren. Daar staat wel een kwaliteitsverbetering tegenover in landschap, water, bodem en biodiversiteit.
Het onderzoek is onderdeel van Living Lab B7, een consortium van het Nederlands Instituut voor Ecologie in Wageningen, de Radboud Universiteit Nijmegen en HAS Hogeschool Den Bosch. Living Lab B7 wil de biodiversiteit in de Bollenstreek verbeteren door kennis over biodiversiteitsverbetering te delen en de toepassing ervan te stimuleren in de praktijk. Co-creatie met lokale partijen staat hierbij centraal.
De studenten hebben de resultaten van het rapport samengevat in een poster.